20543 |
suikerklontje |
klotje:
zoals het franse être maar kort
klêdche (Q171p Vlijtingen)
|
klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20260 |
suikertante |
suikertant:
sūūkərtaant (Q171p Vlijtingen, ...
Q171p Vlijtingen)
|
tante (moei) [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
17978 |
sukkelen |
sukkelen:
sikkele (Q171p Vlijtingen)
|
Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21826 |
taal |
taal:
taol (Q171p Vlijtingen)
|
taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20577 |
tabakspruim |
sjiek:
chik (Q171p Vlijtingen),
sjik (Q171p Vlijtingen)
|
pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
famielə (Q171p Vlijtingen)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
± WLD
kroon (Q171p Vlijtingen)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
tā.nt (Q171p Vlijtingen
[(mv tān)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
taandpijn (Q171p Vlijtingen)
|
Kiespijn. Ik heb kiespijn. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
20357 |
tante |
tant:
tant (Q171p Vlijtingen)
|
tante (moei) [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|