24760 |
hennepnetel |
dauwnetel:
eigen spelling
daufnetel (L386p Vlodrop)
|
Hennepnetel (geleopsis tetrahit 20 tot 80 cm groot. De stengels hebben verdikkingen onder de bladparen en zijn daar stijf behaard; de bladeren zijn eivormig-langwerpig, spits en behaard; de bloemen hebben een knobbeltje achter de beide insnijdingen van [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34440 |
herdershond |
schepershond:
šēpǝrshōnt (L386p Vlodrop)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
schepersschupje:
šēpǝršøpkǝ (L386p Vlodrop)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
24894 |
herfst, najaar |
herfst:
herfs (L386p Vlodrop)
|
het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25151 |
herfstdraden |
spinnengeweef:
sjpenne gewaef (L386p Vlodrop)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19907 |
herfstsering |
kruitnagel:
eigen spelling
kroutneigel (L386p Vlodrop)
|
Herfstsering (Phlox paniculata L.). De bladeren zijn alle breed, meestal 2 cm of meer. De stengel is hoog, veelal 1 m of meer, tevens gevlekt, met talrijke, tot een dikke tros verenigde, bloemen. de kelkslippen zijn spits. De kroon heeft een lange buis en [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24877 |
herik |
herik:
hɛrek (L386p Vlodrop),
-
herrik (L386p Vlodrop),
hering:
hɛreŋ (L386p Vlodrop)
|
herik (Sinapis arvensis) [DC 17 (1949)] || Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5, III-4-3
|
34145 |
herkauwen |
nering knauwen:
nēreŋ knui̯ǝ (L386p Vlodrop)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
24458 |
hermelijn |
hermelijn:
hermelijn (L386p Vlodrop)
|
hermelijn [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
21713 |
herstemmen |
overstemmen:
euversjtumme (L386p Vlodrop)
|
opnieuw stemmen als er bij de eerste stemming geen beslissing valt [balloteren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|