18996 |
jaloers |
jaloers:
sjalaers (L386p Vlodrop)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
gelei:
schelei (L386p Vlodrop),
sjelei (L386p Vlodrop)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19039 |
jammer |
jammer:
jaomer (L386p Vlodrop),
spijtig:
sjpietig (L386p Vlodrop)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
20763 |
jan in de zak |
knuddelen:
knuddele (L386p Vlodrop)
|
Koek die in een ketel met water gekookt is (broeder?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19927 |
janken |
janken:
janke (L386p Vlodrop),
ideosyncr.
janke (L386p Vlodrop)
|
Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21146 |
janplezier |
janplezier:
janplezeer (L386p Vlodrop)
|
een grote open wagen met dwarsbanken [bankwagen, sjarban, jan-plezier] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
hē is jaorrig (L386p Vlodrop),
juirig (L386p Vlodrop)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas (L386p Vlodrop)
|
jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18704 |
jasje van het mantelpak |
jasje:
jeske (L386p Vlodrop)
|
jasje van het mantelpak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20561 |
jenever |
wauwelwater:
wauwelwater (L386p Vlodrop)
|
jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)]
III-2-3
|