e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vlodrop

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kousenband bindel: beengel (Vlodrop) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3
kousenwol sajet: sejet (Vlodrop) Wollen garen voor het breien van kousen (saai, sajet) [N 79 (1979)] III-1-3
kouwe drukte poespaai: poespaaj (Vlodrop, ... ) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] || drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)] III-1-4
kraakbeen knoers/knors: knorsj (Vlodrop) kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)] III-1-1
kraaltjes kraaltjes: krelkəs (Vlodrop) kraaltjes [RND] III-3-2
krabben krabbelen: krabbele (Vlodrop), schuren: sjoere (Vlodrop) krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] III-1-2
krakeling brezel (du.): britsel (Vlodrop) Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)] III-2-3
kralen van de rozenkrans kraaltjes: krelkes (Vlodrop) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kram slot: šlǭt (Vlodrop) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] I-13
kransen kransen: krenze (Vlodrop) Een krans van dennegroen maken voor een priesterfeest [krensen]. [N 96D (1989)] III-3-3