18955 |
lepe, doortrapte kerel |
lepe, een -:
leepe (L386p Vlodrop),
linke broeder:
linke broeder (L386p Vlodrop)
|
een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] || zeer bedreven in het kwaad of in het kwaaddoen en daarbij zeer sluw [slim, glad, hel, leep, doortrapt] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19553 |
lepel |
lepel:
laepel (L386p Vlodrop)
|
lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21748 |
leraar |
meester:
meister (L386p Vlodrop)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
leuge (L386p Vlodrop)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
grote stoel:
grote sjtoal (L386p Vlodrop)
|
Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21431 |
leuren |
op de handel gaan:
oppen handel gaon (L386p Vlodrop)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
t laeve (L386p Vlodrop)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
laever (L386p Vlodrop)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
laeverworsj (L386p Vlodrop),
leaverworsj (L386p Vlodrop),
leiverwoorsch (L386p Vlodrop)
|
leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
fietepper:
fietepper (L386p Vlodrop)
|
libel, alg. [DC 27 (1955)]
III-4-2
|