17688 |
long |
long:
long (L386p Vlodrop)
|
long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
25289 |
lood, maat van 10 gram |
lood:
laod (L386p Vlodrop)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24846 |
loof |
loof:
ideosyncr.
louf (L386p Vlodrop)
|
De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladeren:
blārǝ (L386p Vlodrop)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
21686 |
loon |
loon:
loon (L386p Vlodrop),
traktement:
traktement (L386p Vlodrop)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
loops:
luipsj (L386p Vlodrop)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N C (1962)]
III-2-1
|
24724 |
loot uit slapend oog |
valse loot:
ideosyncr.
valse laot (L386p Vlodrop)
|
Een loot ontstaan uit een slapend oog (knop die onder normale omstandigheden niet tot ontwikkeling komt) (sprant). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
loot:
ideosyncr.
laot (L386p Vlodrop)
|
Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
laupe (L386p Vlodrop)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19500 |
loper |
loper:
loper (L386p Vlodrop)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|