id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17891 | morsen | knoeien: knooje (Vlodrop) | Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
24603 | mos (alg.) | mos: eigen spelling moosj (Vlodrop) | Mos: kleine, sierlijke, groene plantjes die groepsgewijze en in aanzienlijke hoeveelheid bij elkaar groeiend voorkomen (mos, smos, kwacht, kwocht). [N 92 (1982)] III-4-3 |
21263 | motor | moter: mo.tər (Vlodrop) | motor [RND] III-3-1 |
25130 | motregen, fijne regen | beetje regen: bietsje (Vlodrop) | klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] III-4-4 |
25100 | motregenen, licht regenen | gutsen: gutsjen (Vlodrop), miezelen: gemiezeld (Vlodrop), moezelen: moozele (Vlodrop), sprinkelen: sjprinkele (Vlodrop), zouwelen: zauwelen (Vlodrop) | beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4 |
24356 | mug | mug: muk (Vlodrop) | steekmug [DC 18 (1950)] III-4-2 |
20598 | muik | mout: moeet (Vlodrop), moet (Vlodrop) | mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)] III-2-3 |
34223 | muilkorf voor kalveren | muilkorf: mulkørf (Vlodrop) | De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11 |
17872 | muilpeer | kaakslag: kaaksjlaag (Vlodrop) | Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)] III-1-2 |
20122 | muizen | muizen: moeze (Vlodrop), ideosyncr. moeze (Vlodrop) | Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] III-2-1 |