18990 |
onnozel |
oerstom:
oersjtom (L386p Vlodrop, ...
L386p Vlodrop)
|
iemand die ontzettend dom is [nienop] [N 85 (1981)] || zeer dom, zich gedragend als een ezel [suf, sloom, dwaas, ezelachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19267 |
onnozel persoon |
ezel:
eizel (L386p Vlodrop),
onnozele:
onneuzelle (L386p Vlodrop),
simpele:
sumpelle (L386p Vlodrop)
|
een ezelachtig persoon, een zeer dom iemand [nienop, carnichon, loep, zebedeus, uil, uilskuiken, aap, sufferd] [N 85 (1981)] || een onozel persoon [stumper, bleuter] [N 85 (1981)] || zonder kennis van de wereld, gemakkelijk te bedriegen [onnozel, dwalm] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderen:
onneuzele kinger (L386p Vlodrop)
|
De dag waarop de kinderen zich als vader en moeder verkleden (28 december) [oudvaaierkensdag, vaderkensdag, alderkinderen, onnozele kinderen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20922 |
onrijp |
groen:
ideosyncr.
greun (L386p Vlodrop)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
ideosyncr.
greun (L386p Vlodrop)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
I-7
|
19278 |
onrustig |
onrustig:
onrustig (L386p Vlodrop)
|
geen rust hebben [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19279 |
onrustig persoon |
onrustige, een -:
onrustigge (L386p Vlodrop)
|
een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18973 |
onschuldig |
onschuldig:
onsjuillig (L386p Vlodrop)
|
zonder besef van goed en kwaad [onschuldig, onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18861 |
onstuimig |
giftig:
giftig (L386p Vlodrop)
|
moeilijk in toom te houden, driftig [wreed, onstuimig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25175 |
onstuimige lucht |
wilde lucht:
’n wil loch (L386p Vlodrop)
|
onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|