21901 |
ontberen |
ontbering (zn.):
ontbering (L386p Vlodrop)
|
niet hebben waaraan men grote behoefte heeft, ontberen [derven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20581 |
ontbijt |
koffiedrinken, het -:
koffedrinke (L386p Vlodrop),
ontbijt
koofedrinken (L386p Vlodrop),
s morgens, de -:
smorges (L386p Vlodrop)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: morgen [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
23941 |
onthoudingsdag |
vastendag:
vastedaag (L386p Vlodrop)
|
Een onthoudingsdag: dag waarop men geen vlees, spek en jus uit vlees mag gebruiken. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33002 |
ontsmettingsmiddel |
kelksel:
kɛlksǝl (L386p Vlodrop)
|
Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b]
I-4
|
21688 |
ontvangen |
krijgen:
kriegge (L386p Vlodrop)
|
in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18858 |
ontzien |
ontzien:
ontzeen (L386p Vlodrop)
|
iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33544 |
onvolgroeide vrucht |
krauwel:
ideosyncr.
krauwel (L386p Vlodrop, ...
L386p Vlodrop)
|
Een onvolgroeide vrucht (krots, gast). [N 82 (1981)] || Onvolgroeid, gezegd van een vrucht (vernepen). [N 82 (1981)]
I-7
|
25119 |
onweersbui |
hommelschuil:
hommelsjoel (L386p Vlodrop)
|
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17973 |
onwel |
niet goed:
neet goot (L386p Vlodrop),
niet lekker:
neet lekker (L386p Vlodrop)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19218 |
onwennig (voelen) |
niet gewend:
neetgewint (L386p Vlodrop)
|
nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)]
III-1-4
|