17992 |
pijnscheut |
kriebeling:
kriebelig (L386p Vlodrop)
|
Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17794 |
pijpenkrul |
pijpenlok:
piepelok (L386p Vlodrop)
|
spiraalvormige haarkrul [pijpekrul, papillot, paviljot] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
23376 |
pilaar |
pilaar:
pullair (L386p Vlodrop)
|
Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24225 |
pimpelmees |
bijenmusje:
biejemusjke (L386p Vlodrop)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24781 |
pimpernel |
ijzerknoop:
eigen spelling
iezerknuup (L386p Vlodrop)
|
Grote pimpernel (sanguisorba officinalis 30 tot 140 cm. De bladeren zijn oneven geveerd, de blaadjes zijn langwerpig en gezaagd. De bloemen groeien in langwerpige, dichte aren en zijn klein. De bloemen zijn bruinrood van kleur, zonder kroonbladeren, met [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17670 |
pink |
pink:
pink (L386p Vlodrop)
|
Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
22365 |
pinkelen |
pijlslaan:
pielsjlaon (L386p Vlodrop)
|
Het spel waarbij een stokje dat aan beide kanten aangepunt is, met een langere stok omhoog- en weggeslagen wordt [kiskassen, kallen, pinkelen, pinkeren, giezen, klink spelen, -doen, -slagen, hillen, lillen, kisslagen, kissen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22366 |
pinkelhoutje |
pijl:
piel (L386p Vlodrop)
|
Het kleine stokje dat wegvliegt [kal, kis, giet, goes, goers, hil]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24881 |
pinksterbloem |
kerkensleuteltje:
-
kirkesjleutelke (L386p Vlodrop),
kerkesleuteltje:
kerkǝšlø̄telkǝ (L386p Vlodrop),
kerksleutel:
kerksleutel (L386p Vlodrop),
sleuteltje:
šlø̄tǝlkǝ (L386p Vlodrop)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
22584 |
pinksterbruid |
pinksterbloem:
pinksterbloom (L386p Vlodrop)
|
De met bloemen en sieraden getooide pinksterbruid die met Pinksteren wordt gekozen en die dan rondgedragen wordt, waarbij wordt gezongen en geld wordt ingezameld [pinksterbloem, pinksterbruid]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|