25148 |
rukwind |
rukwind:
rukwind (L386p Vlodrop),
windstoot:
windsjtoot (L386p Vlodrop)
|
rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
?
hoezel (L386p Vlodrop)
|
Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20691 |
runderlapjes |
stooflappen:
sjtoof-lappe (L386p Vlodrop)
|
Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34022 |
rundvee |
vee:
vē (L386p Vlodrop)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
20666 |
rundvleessoep |
rindvleessoep:
rindjfleisjsoep (L386p Vlodrop)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17832 |
rusten |
pauzeren:
poozeere (L386p Vlodrop),
rusten:
ruste (L386p Vlodrop)
|
Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18119 |
ruw |
schraal:
sjraal (L386p Vlodrop)
|
Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
roewwe (L386p Vlodrop)
|
zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21292 |
ruzie |
strijd:
sjtried (L386p Vlodrop)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21799 |
ruziën |
stampen en slaan:
sjtampe en sjloan (L386p Vlodrop)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|