28694 |
sikkel |
(het/de) kromme:
krom (L386p Vlodrop)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20031 |
sinningia |
gloxinia:
eigen spelling
kloksinia (L386p Vlodrop)
|
Sinningia (gloxinia). Kasplanten, ook wel als kamerplanten gehouden, met een knolvormige wortelstok in de grond en langwerpige bladeren (gloksinia, gloksien, klokbloem). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
23429 |
sint-jozefaltaar |
sint-jozepaltaar:
sint josepaltaor (L386p Vlodrop)
|
Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23400 |
sint-jozefbeeld |
sint-jozefsbeeld:
st jozefsbild (L386p Vlodrop),
sint-jozep:
sint josep (L386p Vlodrop)
|
Een beeld van de H. Jozef. [N 96A (1989)] || Een beeld van St. Jozef. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24114 |
sint-vincentiusvereniging |
armenbestuur:
`t ermebesjtuur (L386p Vlodrop),
sint-vincentiusvereniging:
st vincentiusvereniging (L386p Vlodrop)
|
De vereniging voor bezoek van thuiszittende armen en ondersteuning daarvan (St. Vincentius). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19420 |
sintel |
oud ding:
awdinge (L386p Vlodrop),
sintel:
sintele (L386p Vlodrop)
|
Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)] || Hoe noemt u datgene dat uit de kachel komt en dat nog kan branden nadat de as eruit gezeefd is (van steenkool)? (bluskool, sintel, kooltjes, krikken) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
25047 |
sissen |
blazen:
blaoze (L386p Vlodrop)
|
een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21444 |
sjacheraar |
sjachelder:
sjachelder (L386p Vlodrop)
|
sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
ideosyncr.
sjarlotte (L386p Vlodrop)
|
Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)]
I-7
|
21143 |
sjees |
sjees:
šēs (L386p Vlodrop),
sjees (<fr.):
sjees (L386p Vlodrop)
|
een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] || Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13, III-3-1
|