e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vlodrop

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sikkel (het/de) kromme: krom (Vlodrop) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
sinningia gloxinia: eigen spelling  kloksinia (Vlodrop) Sinningia (gloxinia). Kasplanten, ook wel als kamerplanten gehouden, met een knolvormige wortelstok in de grond en langwerpige bladeren (gloksinia, gloksien, klokbloem). [N 92 (1982)] III-2-1
sint-jozefaltaar sint-jozepaltaar: sint josepaltaor (Vlodrop) Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)] III-3-3
sint-jozefbeeld sint-jozefsbeeld: st jozefsbild (Vlodrop), sint-jozep: sint josep (Vlodrop) Een beeld van de H. Jozef. [N 96A (1989)] || Een beeld van St. Jozef. [N 96B (1989)] III-3-3
sint-vincentiusvereniging armenbestuur: `t ermebesjtuur (Vlodrop), sint-vincentiusvereniging: st vincentiusvereniging (Vlodrop) De vereniging voor bezoek van thuiszittende armen en ondersteuning daarvan (St. Vincentius). [N 96D (1989)] III-3-3
sintel oud ding: awdinge (Vlodrop), sintel: sintele (Vlodrop) Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)] || Hoe noemt u datgene dat uit de kachel komt en dat nog kan branden nadat de as eruit gezeefd is (van steenkool)? (bluskool, sintel, kooltjes, krikken) [N 104 (2000)] III-2-1
sissen blazen: blaoze (Vlodrop) een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)] III-4-4
sjacheraar sjachelder: sjachelder (Vlodrop) sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
sjalot sjarlot: ideosyncr.  sjarlotte (Vlodrop) Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] I-7
sjees sjees: šēs (Vlodrop), sjees (<fr.): sjees (Vlodrop) een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] || Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13, III-3-1