19707 |
sport van een stoel |
sport:
špoͅrt (L386p Vlodrop),
sproot:
šprōͅt (L386p Vlodrop)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)]
III-2-1
|
19359 |
spotten |
de gek steken:
gek sjteike (L386p Vlodrop),
spotten:
sjpotte (L386p Vlodrop)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
24249 |
spreeuw |
spraan:
sjpraon (L386p Vlodrop)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kalle (L386p Vlodrop),
spreken:
sjprèke (L386p Vlodrop)
|
praten [DC 02 (1932)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
24994 |
sprenkelen |
sprinkelen:
sjpinkele (L386p Vlodrop)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23602 |
sprenkelen met de wijwaterkwast |
met de wijwaterskwast rondgaan:
mit de wiewaterskwas rondgaon (L386p Vlodrop),
zengenen:
zaengene (L386p Vlodrop)
|
Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24963 |
springvloed |
springvloed:
sjpringvloot (L386p Vlodrop)
|
springvloed, hoge waterstand die ontstaat als zon- en maanvloed samenwerken [giertij, springtij, gierstroom] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24382 |
sprinkhaan |
hooispring:
huijsprink (L386p Vlodrop)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sjprotel (L386p Vlodrop)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17915 |
sprokkelen |
sprokkelen:
sjprokkelle (L386p Vlodrop)
|
Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|