18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
sjtelpe (L386p Vlodrop)
|
Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22367 |
stelt |
stelt:
sjtelt (L386p Vlodrop)
|
Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21602 |
stemmen |
stemmen:
sjtumme (L386p Vlodrop)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
stempelen:
sjtempelle (L386p Vlodrop)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22663 |
stemvork |
toonvork:
toonvork (L386p Vlodrop)
|
Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19893 |
stenen omheining |
muur:
moer (L386p Vlodrop)
|
een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
duppen:
duppe (L386p Vlodrop),
uiles:
ules (L386p Vlodrop)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20062 |
ster van bethlehem (campanula isophylla moretti) |
sterretje:
eigen spelling
sjterkes (L386p Vlodrop)
|
Ster van Bethlehem (campanulla isophulla alba) (kampanulla, valse edelweiss). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
20323 |
sterven |
doodgaan:
doodgaon (L386p Vlodrop),
hemelen:
heemele (L386p Vlodrop),
kapotgaan:
kapot˲gǭn (L386p Vlodrop),
ideosyncr.
kapotgaon (L386p Vlodrop),
sterven:
sjterve (L386p Vlodrop, ...
L386p Vlodrop,
L386p Vlodrop)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)]
I-11, III-2-2, III-4-2
|
24822 |
sterven van een plant |
kapot gaan:
kapot gaon (L386p Vlodrop)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|