23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
toorehaan (L386p Vlodrop)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23456 |
torenspits |
torenspits:
tooresjpits (L386p Vlodrop)
|
De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23300 |
torenuurwerk |
kerkklok:
kirkklok (L386p Vlodrop)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18917 |
traag |
traag:
troag (L386p Vlodrop)
|
niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21818 |
traag praten |
zemelen:
zemelle (L386p Vlodrop)
|
traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19363 |
trage vrouw |
lui wijf:
luij wief (L386p Vlodrop)
|
een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22459 |
traktatie bij het plaatsen van de mei |
drinkgeld:
drinkgeld (L386p Vlodrop)
|
De tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22486 |
traktatie van de bruidegom (kwansel) |
stoetsen:
sjtoetse (L386p Vlodrop)
|
De tractatie van de bruidegom aan de jongelingen in zijn buurt [kwansel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22512 |
traktatie van jonggehuwden |
vlaaizingen?:
flaazinge (L386p Vlodrop)
|
De tractatie van jonggehuwden aan de buurt [lepik, dourt, hertlooi]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17731 |
tranende ogen |
zijpogen:
ziep auge (L386p Vlodrop)
|
oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)]
III-1-1
|