24267 |
voeren |
voederen:
voorre (L386p Vlodrop),
vore (L386p Vlodrop)
|
de jongen voeden, gezegd van vogels (azen, aanazen, ekeren) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
34288 |
voerschep |
voerschotel:
vou̯ǝršotǝl (L386p Vlodrop)
|
Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b]
I-11
|
21134 |
voertuig |
voertuig:
voortuug (L386p Vlodrop)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25309 |
voet, maat van 0,28 m |
voet:
voot (L386p Vlodrop)
|
de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19812 |
voetenbankje |
voetenbankje:
vootebenkske (L386p Vlodrop)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21199 |
voetganger |
voetganger:
vootganger (L386p Vlodrop)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23604 |
voetgebeden |
voetgebeden:
vootgebae (L386p Vlodrop)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18089 |
voetjicht |
gicht aan de voet:
gig aan de voot (L386p Vlodrop)
|
Voetjicht: soort jicht die zich openbaart door een hevige pijn in de voet, vooral in het gewricht tussen middenvoetsbeentje en grote teen, podagra (voetje, pootje, kozijntje, voetjicht). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
vogel:
vogel (L386p Vlodrop)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24590 |
vogelkers |
vogelkers:
ideosyncr.
vogelkirsch (L386p Vlodrop)
|
Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)]
III-4-3
|