24956 |
voorde, doorwaadbare plaats |
overgang:
euvergank (L386p Vlodrop),
oversteek:
euversjteik (L386p Vlodrop)
|
de plaats waar een weg door een beek of een riviertje gaat, de plaats waar die beek doorwaadbaar is (voorde, voord) [N 90 (1982)] || doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23905 |
voorgeborchte |
voorgeborchte:
veurgeborchte (L386p Vlodrop)
|
Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20065 |
voorjaarszonnebloem |
zonnebloem:
eigen spelling
zonnebloom (L386p Vlodrop)
|
Voorjaarszonnebloem (dronicum oriëntale). De stengel is soms wel 1 m hoog. De bladeren zijn toegespitst eivormig, de stengel omvattend; de korfjes 37 tot 50 mm, geel gekleurd (sluiterke, kleine zonnebloem, reebokkruid, gemzewortel).(Doronicum oriëntale Ho [N 92 (1982)]
III-2-1
|
18889 |
voornemen |
voornemen:
veurnumme (L386p Vlodrop)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17852 |
vooroverduikelen |
omslaan:
omsjlaon (L386p Vlodrop)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34132 |
voorpoten met dikke knie |
stalbenen:
štalbɛi̯n (L386p Vlodrop)
|
[N 3A, 143; monogr.]
I-11
|
21855 |
voorraad |
voorraad:
veurraod (L386p Vlodrop)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21504 |
voorschieten |
voorschieten:
veursjeete (L386p Vlodrop)
|
Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
sjolk= Ned. schort
sjolk (L386p Vlodrop),
schort:
wordt om het middel geknoopt en bedekt zowel de voor als achterzijde van het lichaam. De einden komen samen achter en worden daar geknoopt. Raakt bij de jongere generatie uit de mode
sjort (L386p Vlodrop)
|
Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
33353 |
voorstal, voedergang |
voergang:
vǫu̯ǝrgaŋk (L386p Vlodrop)
|
Het voorste gedeelte van de stal, gelegen tussen de (brand)muur van het woongedeelte en de voedergoot van de koeien. In een enkele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar het woongedeelte gekeerd staan, is het tevens de voedergang. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de staart naar elkaar toe staan, is de voorstal meestal de wat bredere voedergang langs de voorste rij koeien. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar elkaar toe staan, bevindt de voorstal zich opzij van de dubbele koeienstand. In een dubbele langsstal, waarin twee rijen koeien in de lengterichting van de stal staan, is het de vrije ruimte tussen het woonhuis en de dubbele koeienstandplaats. In de voorstal wordt het voer klaar gemaakt, wordt voer voor direct gebruik bewaard en bevinden zich toestellen en machines, zoals bietensnijmachine en veevoederkookketel. De voorstal is soms een tussen stal en keuken gelegen, apart vertrek geworden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 8. [N 5A, 34a, 40a, 46a en 48a; N 4, 72 en 77; S 50; monogr.]
I-6
|