| 25204 |
warm weerx |
lauw (weer):
lauw (L386p Vlodrop)
|
warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 19714 |
wasbord |
wasbred:
wesjbrijt (L386p Vlodrop)
|
de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
| 23597 |
wasdraad |
lemmet (<lat.):
leemet (L386p Vlodrop)
|
De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 19520 |
wastobbe, wasteil |
buut:
kort
būūt (L386p Vlodrop)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19645 |
wasvrouw |
wasvrouw:
wèsjvrouw (L386p Vlodrop)
|
Hoe noemt u de wasvrouw? (wasvrouw, wasses) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
| 34173 |
waterblaas |
waterblaas:
wātǝrblǭs (L386p Vlodrop)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|
| 19457 |
waterdamp, wasem |
damp:
a lang
damp (L386p Vlodrop)
|
Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
| 20484 |
waterige kost |
slobber:
sloeber (L386p Vlodrop),
spoeling:
schpeuling (L386p Vlodrop)
|
slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 19510 |
waterketel, moor |
koperen moor:
kopere moor (L386p Vlodrop)
|
waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 21212 |
waterleiding |
waterleiding:
waterleiding (L386p Vlodrop)
|
het stelsel van buizen waardoor drinkwater naar huizen geleid wordt [lei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|