19835 |
wonen |
nestje hebben:
isjke (L386p Vlodrop),
wonen:
wwvorm.
wŏnt (L386p Vlodrop)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
22722 |
woonwagen |
kermiswagen:
kirmiswaage (L386p Vlodrop)
|
De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21267 |
woord |
woord:
wo:rt (L386p Vlodrop)
|
woord [RND]
III-3-1
|
21014 |
wormstekig |
wormsteek:
ideosyncr.
wormsjteek (L386p Vlodrop, ...
L386p Vlodrop)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worsjtelle (L386p Vlodrop)
|
De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
ideosyncr.
wortele (L386p Vlodrop)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20733 |
wortelenvlaai |
moeren-duiles:
more duiles (L386p Vlodrop)
|
Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24736 |
wortelhals |
stronk:
ideosyncr.
sjtroonk (L386p Vlodrop)
|
De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
wrevelig:
vreveilig (L386p Vlodrop)
|
gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17892 |
wrijven |
strijken:
sjtrieke (L386p Vlodrop),
wrijven:
vrieve (L386p Vlodrop)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|