e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vlodrop

Overzicht

Gevonden: 4029
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bontmantel pelsmantel: pelsmantel (Vlodrop) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
bonzen bonken: bonke (Vlodrop) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boog boog: boͅ.ch (Vlodrop) boog [RND] III-3-2
boogschuttersgilde handboog: handbaog (Vlodrop) Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2
boom (alg.) boom: boͅu̯m (Vlodrop) boom [RND] III-4-3
boomgaard bongerd: bo.ŋərt (Vlodrop) I-7
boomkruin kroon: ideosyncr.  kroon (Vlodrop) De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] III-4-3
boomleeuwerik leeuwerik: leeuwerik (Vlodrop) Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)] III-4-1
boomvruchten stelen stritsen: sjtrietse (Vlodrop) Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
boomwagen marjan: marjan (Vlodrop) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13