| 23226 |
zalig |
zalig:
zeelig (L386p Vlodrop)
|
Zalig, gelukzalig [zaalig, zaolig, zeelig]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 24070 |
zaliger gedachtenis |
... zaliger:
zaliger (L386p Vlodrop)
|
Zaliger gedachtenis (vader/moeder/..). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 23915 |
zaligheid |
zaligheid:
zeeligheid (L386p Vlodrop)
|
Zaligheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 19436 |
zand strooien |
strooien:
sjtruie (L386p Vlodrop)
|
Het strooien van wit zand op de vloer (strooien, strooiselen, opzanden) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
| 33678 |
zand, zandgrond |
lichte:
lextǝ (L386p Vlodrop)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 24967 |
zandbank |
zandbank:
zandbank (L386p Vlodrop)
|
zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
korreltje:
kurrelke (L386p Vlodrop)
|
zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 33101 |
zang, bussel gelezen aren |
zang:
zaŋ (L386p Vlodrop)
|
De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
| 21403 |
zaniken, zeuren |
zemelen:
zemelle (L386p Vlodrop),
zeveren:
zijverre (L386p Vlodrop)
|
langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 24938 |
zavel, lichte klei |
modder:
modder (L386p Vlodrop),
zavel:
zavel (L386p Vlodrop)
|
zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] || zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|