19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
uiten:
uutte (L386p Vlodrop),
zich freuen (du.):
vruije (L386p Vlodrop)
|
genoegen hebben om het geluk van iemand anders [ergens in gruien, grunselen] [N 85 (1981)] || zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19221 |
zijn woede luchten |
afreageren:
aafreagere (L386p Vlodrop)
|
zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23360 |
zijpad |
zijgang:
ziegank (L386p Vlodrop),
zijpad:
ziepaad (L386p Vlodrop)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24725 |
zijtak |
loot:
ideosyncr.
laot (L386p Vlodrop)
|
Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27824 |
zijwand |
zijplanken:
ziplɛŋk (L386p Vlodrop)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
25318 |
zil, maat van 2500 m2 of kwart bunder |
25 aar:
vijf en twintig aar (L386p Vlodrop)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 2500 vierkante meter, dat is 1/4 bunder (=10.000 vierkante meter) [zil] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24758 |
zilverschoon |
ganzerik:
eigen spelling
gauwzerik (L386p Vlodrop)
|
Zilverschoon (potentilla anserina 15 tot 50 cm groot. De stengels zijn kruipend, met lange wortelende uitlopers; de bladeren zijn oneven geveerd, de blaadjes zijn gezaagd en aan de onderkant wit zijdeachtig behaard; de bloemen groeien afzonderlijk, zijn [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18816 |
zin (lust) |
zin:
zin (L386p Vlodrop)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20166 |
zindelijk |
zuiver:
zuuver (L386p Vlodrop)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22771 |
zingen |
fluiten:
fluite (L386p Vlodrop),
slaan:
sjlaon (L386p Vlodrop),
zingen:
zinge (L386p Vlodrop)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)]
III-4-1
|