20713 |
boterham (kinderwoord) |
bam:
bam (L386p Vlodrop)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20885 |
boterhamworst |
schonkenworst:
sjoonkeworsj (L386p Vlodrop)
|
hamworst /schinken- [N 06 (1960)]
III-2-3
|
20553 |
boterkussentje |
babbeltje:
babbeltsje (L386p Vlodrop),
boterbabbeltje:
botterbebbelke (L386p Vlodrop)
|
boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19517 |
botervlootje |
boterdoos:
botterdoos (L386p Vlodrop)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20527 |
bouillon |
broei:
Vleesnat
brui (L386p Vlodrop)
|
Wat verstaat u onder: brui (groente, kool, vet of vleesnat?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33644 |
bouwland |
land:
lant (L386p Vlodrop),
veld:
fɛlt (L386p Vlodrop),
vɛljtj (L386p Vlodrop)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
17639 |
bovendeel van de rug |
nek:
nak (L386p Vlodrop)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22144 |
bovendeksel van een duivenmand |
deksel:
diksel (L386p Vlodrop)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: bovendeksel van een duivenmand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24719 |
boveneinde van de stam |
kruin:
ideosyncr.
kruin (L386p Vlodrop),
top:
ideosyncr.
top (L386p Vlodrop)
|
Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
31711 |
bovenste handvat |
langkruk:
laŋkrøk (L386p Vlodrop)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|