e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vlodrop

Overzicht

Gevonden: 4029
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dobber dobber: dobber (Vlodrop) De kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper]. [N 88 (1982)] III-3-2
dochter dochter: dochter (Vlodrop) dochter [DC 03 (1934)] III-2-2
dode lijk: liek (Vlodrop, ... ) het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] || het lijk [de liech] [N 96D (1989)] III-2-2
dode tak dorre tak: ideosyncr.  dorre tak (Vlodrop) Een dode tak (stek). [N 82 (1981)] III-4-3
dodenwake dodenswake: dodeswake (Vlodrop) de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)] III-2-2
doedelzak kwetsbuidel: kwetsjbul (Vlodrop) Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)] III-3-2
doel bij verstoppertje spelen add. versteken: versjteikke (Vlodrop) het doel bij het verstoppertje spelen [buut] [N 88 (1982)] III-3-2
doelloos friemelen friemelen: friemmelle (Vlodrop) haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)] III-1-2
dof, gedempt van geluid dof: doffe (Vlodrop) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif hoorn: haore (Vlodrop), houre (Vlodrop) duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] III-4-1