e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

Gevonden: 2119
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lei(en) lei(en): leij (Voerendaal) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
lende lende: de linge (Voerendaal) lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
leng leng: lɛŋ (Voerendaal) Leng is een ziekte in het brood veroorzaakt door de "lengbacil". De leng openbaart zich allereerst door een onaangename zoete geur tezamen met een verkleuring en kleverig worden van de kruim van het brood (Schoep blz. 117). Werkt de leng door dan wordt de verkleuring groter, de kruim wordt kleveriger en de geur wordt zeer onaaangenaam. Breekt men het brood door, dan ziet men bruine kleverige draden tussen de afgebroken delen. Het brood is dan niet voor consumptie geschikt. Bij normale omstandigheden van vocht en temperatuur kan de leng-bacil zich niet ontwikkelen. In de zomermaanden is het ontstaan van leng het meest voor de hand liggend. Zo snel mogelijke afkoeling van het brood en het bewaren op een koele luchtige plaats bestrijdt doelmatig het euvel van de leng (Schoep blz. 147). Het lemma bestaat uit verschillende grammaticale categorieën. [N 29, 72; N 29, 68a; monogr.] II-1
lengte lengte: leŋtǝ (Voerendaal) Benaming voor een verticaal genomen maat, in het bijzonder als tweede deel van een samenstelling als broeklengte, of voor een horizontaal genomen maat voor een verticaal deel van het kledingstuk, in het bijzonder als tweede deel van een samenstelling als mouwlengte. [N 59, 47a, N 62, 2b] II-7
lenig gewandt (du.): gewand (Voerendaal) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lepel lepel: lēͅpəl (Voerendaal) lepel [DC 35 (1963)] III-2-1
leugen leugen: leuëge (Voerendaal) een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
leunstoel zorg: zörg (Voerendaal) Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] III-2-1
levend vlees onder de huid leven, het -: t leave (Voerendaal) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: de léèver (Voerendaal) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1