| 22641 |
met een drijftol spelen |
kokkerel opzetten:
kokkərel opsettə (Q112p Voerendaal)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven]? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
| 26214 |
met een kwart van het zeil |
op storm:
op storm (Q112p Voerendaal)
|
Gezegd van een molen die draait met een kwart van het zeil bij. Zie ook afb. 44A. [N O, 7j; A 42A, add.; N O, 7h]
II-3
|
| 22760 |
met een priktol spelen |
ijsdok opzetten:
dər ’īēsdog opsettə (Q112p Voerendaal),
ijsdokken:
īēzdokə (Q112p Voerendaal)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [een stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid]? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
| 17946 |
met grote stappen lopen |
greiden:
greie (Q112p Voerendaal)
|
stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 26213 |
met halve zeilen |
half ingekort:
half ingekort (Q112p Voerendaal)
|
Gezegd van een molen wanneer hij draait met de zeilen voor de helft opgerold. Zie ook afb. 44B. [N O, 7i; A 42A, add.; A 42A, 74 add.; N O, 5i; N O, 5h; N O, 7h]
II-3
|
| 25530 |
met sterke werking |
straf:
štraf (Q112p Voerendaal)
|
Kwaliteitsaanduiding, gezegd van goede of buitenlandse bloem. Deze bloem stijft vlugger en neemt meer vocht op. [N 29, 16]
II-1
|
| 26210 |
met volle zeilen |
volle zeilen:
volle zeilen (Q112p Voerendaal)
|
Gezegd van een molen wanneer alle zeilen bijgezet zijn. Zie ook afb. 44D. [N O, 7f; N O, 7e; N O, 7c; A 42A, add.]
II-3
|
| 25531 |
met zwakke werking |
slap:
šlap (Q112p Voerendaal)
|
Kwaliteitsaanduiding, gezegd van bloem die nat is of geen weerstand heeft. Deze bloem is in het algemeen van inlandse komaf en daardoor zou men zeggen van slechtere kwaliteit [N 29, 16]
II-1
|
| 26235 |
metalen lager |
lager:
lāgǝr (Q112p Voerendaal)
|
Lager van metaal waarop de hals van de molenas draait. [N O, 29b]
II-3
|
| 29920 |
metselaar |
metselaar:
mętsǝlēǝr (Q112p Voerendaal)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|