e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opslagplaats voor brood broodkamer: bruǝtkāmǝr (Voerendaal) Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e] II-1
opspelen opspelen: opspieële (Voerendaal) zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)] III-1-4
opsteker opsteker: ǫpštēkǝr (Voerendaal) Degene die het hooi met de oogstgaffel opsteekt naar de optasser op de wagen. [N 14, 121a; A 34, 3a] I-3
optassen, vouwen bermen: bɛrmǝ (Voerendaal), in de laag leggen: en dǝ lǭx lęqǝ (Voerendaal) Het eigenlijke laden van het hooi op de wagen. Vooral op de Kempense ladderkarren, zonder dichte zijschotten (zie het lemma ''hooikar'') is dit laden een zorgvuldig karwei: de bussels hooi worden dan met een draaiende slag, een "vouw", vast tegen elkaar aan gestapeld. Om praktische redenen moest er met zorg geladen worden: er moest immers zoveel mogelijk hooi op de wagen geladen worden; maar ook om redenen van beroepstrots: een goedgeladen oogstwagen is de trots van de boer. Om een slechtgeladen wagen zal hij worden bespot. [N 14, 120; A 34, 6] I-3
optasser bermer: bɛrmǝr (Voerendaal) Degene die, staande op de kar, het hooi van de opsteker aanneemt en het er opstapelt. [N 14, 121b; A 34, 3b] I-3
optempelen vijzelen: vijzelen (Voerendaal) De roeden of de molenas met behulp van de tempel optillen. In l 318 en l 321 werd dit werk altijd door de molenmeester (mø̄lǝmęjstǝr) maar nooit door de molenaar zelf gedaan. [N O, 35b] II-3
optillen oplichten: òpløXtə (Voerendaal) optillen [RND] III-1-2
opzakken opzakken: opzakken (Voerendaal) Meel in zakken doen en de gevulde zakken op het juiste gewicht brengen. [N O, 38l] II-3
opzeilen zeilen: zeilen (Voerendaal) Zeilen aanbrengen. [N O, 7a] II-3
orgel orgel: u(R)eg(j)el (Voerendaal), örgel (Voerendaal) Het orgel [het/de orgel, örgel, ölger, orjel?]. [N 96A (1989)] || orgel [GTRP (1980-1995)] III-3-2, III-3-3