e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
palmtakje palmtakje: Pōmteksjke (Voerendaal) Het palmtakje dat men achter het wijwaterbakje steekt om bij ziekte en onweer wijwater mee te sprenkelen [palemteks-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
palmtakjes plaatsen {z. toel.}: a, b, c, d  z. toel. (Voerendaal) Het gebruik om palmtakjes te plaatsen a. in huis, b. in de stallen en in de schuur, c. in de moestuin, d. op de akkers, e. op het graf van een dierbare overledene [korenpalmen, pejmke sjtèke]. Geef met a, b, c, d, e aan waar. [N 96C (1989)] III-3-3
palmwijding wijding: wie-jing (Voerendaal) De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)] III-3-3
palmzondag palmzondag: Palmzondig (Voerendaal) De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)] III-3-3
pap pap: pap (Voerendaal) pap [DC 35 (1963)] III-2-3
paradijs paradijs: et paredies (Voerendaal) Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)] III-3-3
parochie parochie: parochie (Voerendaal) Een parochie. [N 96D (1989)] III-3-3
pasband koordje: kø̄rtjǝ (Voerendaal), lits: litš (Voerendaal), zelfkant: zɛlfkanjtj (Voerendaal) Linnen bandje dat in een kledingstuk wordt meegenaaid om uitrekken te voorkomen. [N 59, 41; MW] II-7
pasen pasen: Poajse (Voerendaal) Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)] III-3-3
paskoord gimpf: gemf (Voerendaal), passevaam: pasǝvām (Voerendaal) Met katoen omspannen metaaldraad die ter versterking van het knoopsgat strak en vlak langs de snede van het knoopsgat wordt vastgenaaid. Zie afb. 1. [N 59, 8] II-7