e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paskoordnaald gimfnaald: gimfnǫlt (Voerendaal) Tijdens het bevestigen van het paskoord rondom het te maken knoopsgat gebruikt men de paskoordnaald om het paskoord aan te hechten en strak en vlak langs de snede van het knoopsgat te spannen (Papenhuyzen III, pag. 17). De paskoordnaald is 6 √† 8 cm lang en loopt naar het oog wat dik toe. Het oog is flink groot, omdat het paskoord erdoorheen moet (idem, pag. 12). Zie afb. 10. [N 59, 12] II-7
paspop model: mǝdɛl (Voerendaal), paspop: paspop (Voerendaal) Pop waarop men gemaakte kleren past. Er zijn verschillende soorten paspoppen, bijv. harnassen van metalen ringetjes die van voren of van achteren kunnen worden gesloten of pasvormen van geprepareerd papier of karton (Morand, pag. 35). Er bestaan echter ook standaard-paspoppen, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. [N 59, 33] II-7
passen aandoen: āndōǝn (Voerendaal), passen: pasǝ (Voerendaal) Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] II-7
passiezondag passiezondag: Passie-zondig (Voerendaal) De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)] III-3-3
passpiegel passpiegel: pasšpēgǝl (Voerendaal) Grote spiegel waarin men zich helemaal kan zien, ten voeten uit. [N 59, 34] II-7
pastoor pastoor (<lat.): pastoer (Voerendaal), pəsjtu.ər (Voerendaal) Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND] III-3-3
pastorie pastorie: pastorie (Voerendaal) Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)] III-3-3
pater pater (lat.): pa:tər (Voerendaal), paāter (Voerendaal) Een ordegeestelijke, lid van een orde of congregatie, een pater [paâter]. [N 96D (1989)] || pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: patries (Voerendaal), veldhen: veldhin (Voerendaal), veldhoen: veldhoon (Voerendaal) patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
patroonheilige, kerkpatroon patroonheilige: patroeën-hillige (Voerendaal) Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3