23835 |
petrus en paulusprocessie |
processiezondag:
processie-zondich (Q112p Voerendaal)
|
De processie op de zondag na St. Petrus en Paulus [peter en pauls brónk]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
ranken:
renge (Q112p Voerendaal)
|
erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)]
III-2-3
|
20815 |
peulvruchten doppen |
keveren:
kievere (Q112p Voerendaal)
|
erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)]
III-2-3
|
18806 |
piekeren |
nadenken:
no͂o͂dingkə (Q112p Voerendaal),
prakkiseren:
prakkezēre (Q112p Voerendaal)
|
denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)] || over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17991 |
pijn |
pijn:
pi.n (Q112p Voerendaal)
|
pijn [RND]
III-1-2
|
28986 |
pikeren |
doornaaien:
dōǝrnēǝ (Q112p Voerendaal)
|
Naaien met de ø̄pikeersteek Iø̄ en/of de ø̄pikeersteek IIø̄. ø̄Pikeersteek Iø̄ dient voor het binnenwerk, om watten en plastrons op het paardehaar of kameelhaar te bevestigen. Deze steek wordt hoofdzakelijk gebruikt om meer stevigheid te geven aan de vulling. ø̄Pikeersteek IIø̄ wordt op dezelfde wijze gelegd als ø̄pikeersteek Iø̄, maar verschilt er in zoverre van dat ø̄pikeersteek Iø̄ doorgestoken mag worden en aan de andere kant zichtbaar mag zijn, terwijl ø̄pikeersteek IIø̄ tot in de helft van de stofdikte gestoken moet worden. Deze steek wordt gebruikt bij het bewerken van revers en kragen (Papenhuyzen III, pag. 15). Zie afb. 33. [N 59, 62; N 59, 61; N 59, 60]
II-7
|
33033 |
pikkeling, zwad met een slag afgepikt |
houw:
hǫu̯ (Q112p Voerendaal)
|
Hoeveelheid graan die men met één slag afpikt; vergelijk het lemma ''zwad, houw'' (3.1.4) in aflevering I.3. De enqu√™tes van Goossens hebben voor dit begrip niet veel opgaven opgeleverd; de vraag uit N 15, 16 levert slechts indirect materiaal op voor het begrip "pikkeling". Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf.' [A 23, 16.1a; L 48, 34.1a; Lu 1, 16.1a; Lu 2, 34.1a; monogr.; add. uit N 15, 16e; JG 1a, 1b, 1c, 2c]
I-4
|
23376 |
pilaar |
pilaar:
pilēēr (Q112p Voerendaal)
|
Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23287 |
pinksteren |
pinksteren:
Pinkstere (Q112p Voerendaal)
|
Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20060 |
pioen |
pinksroos:
-
pingsroeëse (Q112p Voerendaal),
pingsroeëse* (Q112p Voerendaal, ...
Q112p Voerendaal),
pinksterbloem:
-
pinksterblome (Q112p Voerendaal, ...
Q112p Voerendaal,
Q112p Voerendaal)
|
[N 73 (1975)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [N 73 (1975)]
I-7, III-2-1
|