e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roet zwart: sjwart (Voerendaal) Het rookzwart dat onder een ketel vastzit (zoet, zwart, roet, kroos) [N 79 (1979)] III-2-1
roezemoezen wiezelen: zjwĭĕzelle (Voerendaal) druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)] III-3-1
rogge koren: kǭrǝ (Voerendaal) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood zwart brood: sjwat broet (Voerendaal) roggebrood [DC 35 (1963)] III-2-3
rol gevouwen hooi op de kar armvol: hɛrvǝl (Voerendaal), laag: lǭx (Voerendaal) De goed neergelegde hoeveelheid hooi op de kar. [A 34, 5b; add. uit N 14, 120] I-3
rommelpot robbelspot: dər rōēbəlspot (Voerendaal) foekepot [VC 27 (1962)] III-3-2
rond wittebrood ronde weg: ronde wek (Voerendaal) rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)] III-2-3
rondsel rondsel: rondsel (Voerendaal) Het spijlen- of stavenrad dat aan de bovenzijde van het staakijzer is bevestigd. Bij de standerdmolen loopt dit rad in het aswiel, bij de Hollandse molen in het spoorwiel. Het rondsel is opgebouwd uit twee evenwijdige schijven die verbonden zijn door op regelmatige afstand loodrecht geplaatste staven. Zie ook afb. 58 en 59 en de toelichting bij het lemma ɛrondsel van de watermolenɛ.' [N O, 14a; A 42A, 11; Sche 42; N O, 41f; N D, 21; N D, 25] II-3
rondslenteren, ronddolen zwerven: sjwerve (Voerendaal) lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] III-1-2
roodborstje roodborstje: roĕdborsje (Voerendaal) roodborst (14 bekend genoeg vanwege de rode borst [N 09 (1961)] III-4-1