e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluik haar recht haar: rech hoar (Voerendaal) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren sluimeren: sjlommere (Voerendaal) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluiting aan de ovendeur grendel: grendel (Voerendaal) Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b] II-1
slurpen slurpen: sjlurpe (Voerendaal) je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] III-2-3
sluwe persoon slome, een -: sjlome (Voerendaal) een vindingrijk persoon maar in ongunstige zin [kuilotter] [N 85 (1981)] III-1-4
smaak smaak: sjmaak (Voerendaal) smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)] III-1-1
smeerbakje smeerbakje: šmīǝrbɛkskǝ (Voerendaal) Het bakje met olie dat onder het uiteinde van de molenas is bevestigd. Aan het uiteinde van de as is een kettinkje vastgemaakt, dat bij elke omwenteling in het oliebakje gedoopt wordt en op deze wijze olie op de taats of op het pineind brengt. Zie ook afb. 48. [N O, 10t] II-3
smeermiddel olie: oali (Voerendaal), vet: vɛt (Voerendaal) Het smeermiddel waarmee blik, plaat of vorm worden ingevet. In N 29, 38b werd gevraagd naar het middel waarmee men invette. Deze vraag is dubbelzinnig opgevat. Een aantal informanten geeft een benaming of voor een bepaalde vaste of vloeibare smeerstof op. Een ander aantal noemt het werktuig waarmee de smeerstof uitgesmeerd wordt. Op grond hiervan zijn de opgaven van N 29, 38 verdeeld over twee lemmata. [N 29, 38b] II-1
smeerpoes vetzak: vetzak (Voerendaal) iemand die er altijd vuil en onverzorgd uitziet [smeerpoes, vuillak, vetkees] [N 85 (1981)] III-1-4
smeken smeken: sjmeke (Voerendaal) nederig en dringend vragen [permitteren, pernegracie, spelen, bidden, smeken] [N 85 (1981)] III-3-1