e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sproeten sproetelen: en sjprootel  sjprootele (Voerendaal) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprookje vertelseltje: vertélselke (Voerendaal) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
staander kraagstaander: krāxštø̜̄ndǝr (Voerendaal) Het rechtopstaande deel van een omvallende kraag. [N 59, 123a] II-7
staart staart: štat (Voerendaal) Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-9
staartbalk van de hollandse molen staart: štart (Voerendaal) De middelste balk van de staart van de Hollandse molen die vanaf de achterkant van de molenkap tussen de vier schoren naar beneden loopt. Zie ook afb. 25 en de toelichting bij het lemma ɛstaart van de Hollandse molenɛ.' [N O, 52e; Sche 25; monogr.] II-3
stad stad: štat (Voerendaal) stad [RND] III-3-1
stal stal: štal (Voerendaal), štā.l (Voerendaal) Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6
stalklauwen lange tenen: laŋ tīn (Voerendaal), lange voeten: laŋ vø̄t (Voerendaal), schoenen: šōn (Voerendaal) Als de koeien in de winter op stal staan, hebben ze weinig of geen beweging. Daardoor slijten de klauwen minder af. Ze kunnen aangroeien. Hierdoor ontstaan de "stalklauwen" met snavelvormig omgebogen toongedeelten. Deze hebben een zeer ongunstige invloed op de beenstanden en veroorzaken onnodige vermoeidheid. Zie ook het lemma ''stalklauwen'' in wbd I.3, blz. 482. [N 52, 9; A 48A, 13] I-11
standbeeld standbeeld: sjtambe.lt (Voerendaal) standbeeld [RND] III-3-2
standerdmolen standaard: standaard (Voerendaal) Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93] II-3