17735 |
suizen van de oren |
suizen:
mien oêre zoeze (Q112p Voerendaal)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28954 |
suçon, suçonnaad |
insnit:
enšnet (Q112p Voerendaal),
suçon:
sysǫn (Q112p Voerendaal)
|
Insnijding of inneming om lijn in een stuk te krijgen. Puntnaad in het algemeen. [N 59, 94a; monogr.]
II-7
|
20772 |
taai-taai |
taai:
taai (Q112p Voerendaal)
|
taai-taai [N 29 (1967)]
III-2-3
|
25651 |
taai-taaiplank |
taaivorm:
taaivorm (Q112p Voerendaal)
|
Plank die bij de taai-taaibereiding wordt gebruikt. Ten aanzien van de woordtypen die samengesteld zijn met peperkoek(s) zij opgemerkt dat het mogelijk is dat in de plaatsen waarvoor die opgaven gelden, de begrippen "peperkoek" en "taai-taai" samenvallen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''taai-taaideeg''. Wat betreft de woordtypen "speculaasvorm" en "speculatieplank" vermelden beide informanten dat het hier om een plank gaat die ook voor speculaasbereiding wordt gebruikt. [N 29, 91; monogr.]
II-1
|
21826 |
taal |
taal:
taal (Q112p Voerendaal)
|
taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
26541 |
taatspot van de kleine spil |
spoorpot:
spoorpot (Q112p Voerendaal)
|
De ijzeren pot op de pasbalk die in windmolens als lager van de kleine spil dient. [N O, 16g; A 42A, 25; N D, 21]
II-3
|
23255 |
tabernakel |
tabernakel (<lat.):
tabernakel (Q112p Voerendaal)
|
Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19667 |
tafel |
dis:
dyš (Q112p Voerendaal)
|
een houten tafel [Roukens 12 (1937)]
III-2-1
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tak (Q112p Voerendaal)
|
dikke tak [DC 25 (1954)]
III-4-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
tak:
tàk (Q112p Voerendaal)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|