e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vagevuur vagevuur: vagevuur (Voerendaal) Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)] III-3-3
vak van een kast vak: vak (Voerendaal) Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)] III-2-1
vals splitje vals splitje: vālš špletjǝ (Voerendaal) Vals plooitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131b] II-7
van de duivel bezeten van de duivel bezeten: van der duuvel bezeëte (Voerendaal) Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)] III-3-3
van katoen geven zich gans geven: zich gans geëve (Voerendaal) alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)] III-1-4
van veren wisselen muiten: mūtǝ (Voerendaal) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vang vang: vaŋ (Voerendaal) Algemene benaming voor de gehele reminrichting aan het aswiel van windmolens. De vang bestaat uit een houten of stalen ring, al dan niet uit één stuk, die onder invloed van een zwaar gewicht, de vangbalk , om een houten wiel wordt geklemd. Het afremmen van de as met het gevlucht gebeurt aan de voet van de molen of op de zwichtstelling met behulp van het vangtouw. Zie ook afb. 51. Men onderscheidt twee typen vanginrichtingen, namelijk de blokvang en de hoepelvang. Tot de blokvang behoren de Vlaamse vang en de Hollandse vang of stutvang. De hoepelvang kan worden onderverdeeld in de houten- en stalen hoepelvang. Zie voor de benamingen van de diverse typen van vanginrichtingen de lemmata ɛhoepelvangɛ, ɛblokvangɛ, enz.' [N O, 12a; A 42A, 79; Sche 57; monogr.; N D, 33 add.] II-3
vangplank vang: vaŋ (Voerendaal) Houten of metalen band om het vangwiel waarmee de molen tot stilstand kan worden gebracht. De houten vangplank is doorgaans aan de binnenzijde voorzien van zaagsneden en aan de buitenkant versterkt met een of twee metalen strippen. Zie afb. 50.1 [N O, 12b] II-3
vanzelfsprekend vanzelf: vazelf (Voerendaal) vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)] III-1-4
varken varken: vęrǝkǝ (Voerendaal) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12