18853 |
vermoeden |
vermoeden:
vermoede (Q112p Voerendaal)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21832 |
vernomen verhaal |
gehoord:
gehuërd (Q112p Voerendaal),
vernomen:
vernomme verhaol (Q112p Voerendaal)
|
een vernomen verhaal [meul] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23374 |
verpachte banken |
gepachte plaatsen:
gepachte plaatsje (Q112p Voerendaal)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23249 |
verplichte feestdag |
verplichte zondag:
verplichte zondig (Q112p Voerendaal)
|
Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18899 |
verplichting |
verplichting:
verplichting (Q112p Voerendaal)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27965 |
verschuiven |
schuiven:
šȳvǝ (Q112p Voerendaal
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma])
|
Het transportmiddel van een pijler in zijn geheel in de richting van het koolfront verschuiven. In tegenstelling tot het verleggen hoeft de transportinstallatie daarbij niet gedemonteerd te worden. Zie ook het lemma Verleggen. [N 95, 535]
II-5
|
25828 |
versnijden |
overmalen:
overmalen (Q112p Voerendaal)
|
Slecht meel bij beetjes door het graan malen. [N O, 36b]
II-3
|
18797 |
verstand |
verstand:
versjtand (Q112p Voerendaal)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
redelijk:
reëdelik (Q112p Voerendaal)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32577 |
verteerde mest |
korte mest:
kǫrtǝ [mest] (Q112p Voerendaal)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|