e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verzuimen vernachlssigen (du.): vernaoliëzige (Voerendaal) nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)] III-1-4
vespers vesper (lat.): vɛspər (Voerendaal) de vespers [RND] III-3-3
vestenmaker vestenmaker: vɛstǝmēkǝr (Voerendaal) Kleermaker die vooral vesten maakt. De woordtypen jassenmaker, jasmaker, confectioneur en stukwerker duiden erop dat deze persoon niet enkel vesten maakt. [N 59, 195a] II-7
veulen veulen: vȳǝlǝ (Voerendaal) Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9
vieren vieren: chəvi.ərt (Voerendaal) gevierd [RND] III-3-2
vieruursboterham koffie, de -: der koffie (Voerendaal), koffiedrinken, het -: koffedrinke (Voerendaal) de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] III-2-3
vigilie vigilie (<lat.): vigilie (Voerendaal) De avond vóór een kerkelijke feestdag [vigilie, heiligavond]. [N 96C (1989)] III-3-3
vijlen vijlen: vīlǝ (Voerendaal) Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.] II-12
vinger vinger: vîŋər (Voerendaal) vinger [RND] III-1-1
vingers (spotnamen) fikken: hoat de fikke hie dich  de fikke (Voerendaal) vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1