e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vliegenraam, hor hor: hor (Voerendaal) Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)] III-2-1
vliering vliering: vlieëring (Voerendaal) Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)] III-2-1
vlinder pepel: piəpəl (Voerendaal, ... ) vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vloeibaar varkensvoer brij: bręi̯ (Voerendaal), slabber: šlabǝr (Voerendaal) [N 76, 38; N 76, 39; monogr.] I-12
vloeibare ontlasting zeik: zēk (Voerendaal) [N 76, 36; A 9, 24d] I-12
vloek vies woord: viës woord (Voerendaal, ... ), vloek: vlook (Voerendaal, ... ) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloeken vloeken: vloke (Voerendaal), vlooke (Voerendaal, ... ) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1990)] || Vloeken. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloekje vloekje: vleuksjke (Voerendaal) Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)] III-3-3
vloer vloer: vlū.r (Voerendaal) Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.] II-9
vlug lopen rennen: renne (Voerendaal), vlot lopen: vlot loope (Voerendaal) lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)] III-1-2