20174 |
voogd |
momber:
mommer (Q112p Voerendaal),
voogd:
(nieuwe benaming).
voogd (Q112p Voerendaal)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
kullen:
kulle (Q112p Voerendaal)
|
op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23905 |
voorgeborchte |
voorgeborchte:
vuurgeborchte (Q112p Voerendaal)
|
Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29032 |
voorkrimpen |
krimpen:
krømpǝ (Q112p Voerendaal)
|
Het natmaken en weer droogpersen van de stof om te voorkomen dat deze later zal krimpen. [N 59, 81a]
II-7
|
18889 |
voornemen |
voornemen:
vuërnumme (Q112p Voerendaal, ...
Q112p Voerendaal)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)] || wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23989 |
voornemen om niet meer te zondigen |
voornemen:
vuurneume (Q112p Voerendaal)
|
Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17852 |
vooroverduikelen |
toffelen:
toefele (Q112p Voerendaal)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
32643 |
voorschaar |
schelschaar:
šel[schaar] (Q112p Voerendaal),
voorschaar:
vȳǝr[schaar] (Q112p Voerendaal)
|
De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.]
I-1
|
25471 |
voorschoot |
scholk:
šǫlk (Q112p Voerendaal)
|
Volgens de informant van L 383 is de voorschoot blauw en volgens die van L 377 wit van kleur. [N 29, 102c; N 29, 102a; N 29, 102e; N 29, 102f; monogr.]
II-1
|
17673 |
voorvoet |
wregel:
der vregel (Q112p Voerendaal)
|
voet: voorste deel van de voet [vurvoet] [N 10 (1961)]
III-1-1
|