23943 |
vrijdagskost |
vrijdagskost:
vriedigskòs (Q112p Voerendaal)
|
Het vleesloze eten, een vleesloze maaltijd op een onthoudings-dag ("vrijdagskost"). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23276 |
vroegmis |
vroegmis:
vrø.mɛs (Q112p Voerendaal)
|
vroegmis [RND]
III-3-3
|
19342 |
vrolijk |
blij:
bliej (Q112p Voerendaal)
|
een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
vro.uw (Q112p Voerendaal),
vroͅuw (Q112p Voerendaal)
|
vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|
34308 |
vrouwelijk varken |
kriem:
krēm (Q112p Voerendaal)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
23362 |
vrouwenkant |
vrouwenkant:
vrouwekank (Q112p Voerendaal)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17658 |
vuist |
vuist:
en vōēs (Q112p Voerendaal)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25508 |
vuurvaste tegels |
vuurstenen:
vȳrštęǝ (Q112p Voerendaal)
|
De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.]
II-1
|
18860 |
waarderen |
waarderen:
wardere (Q112p Voerendaal)
|
op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21785 |
waarschuwing |
waarschuwing:
waarsjujing (Q112p Voerendaal)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)]
III-3-1
|