23359 |
zijkapel |
zijkapel:
ziekapel (Q112p Voerendaal)
|
Elk van beide zijkapellen van een kruiskerk. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34580 |
zijladder |
ledders:
lø̜dǝrǝ (Q112p Voerendaal)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
32947 |
zijladders van de oude kar |
ledders:
lø̜dǝrǝ (Q112p Voerendaal)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
schnoeve (Q112p Voerendaal),
zien naas schnoeve (Q112p Voerendaal)
|
snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
23804 |
zijn pasen doen |
paascommunie (<lat.):
Poasj-communie (Q112p Voerendaal)
|
De Paascommunie doen [de oeëster hauwe]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19221 |
zijn woede luchten |
bedaren:
bedare (Q112p Voerendaal)
|
zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18816 |
zin (lust) |
aard:
aard (Q112p Voerendaal)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
26149 |
zomen |
omzomen:
omzø̜jmǝ (Q112p Voerendaal)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
23765 |
zon- en feestdagen |
zondagen:
zondige
zondaag (Q112p Voerendaal)
|
Zon- en feestdagen (ledige dagen) . [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23933 |
zondag |
zondag:
zòndig (Q112p Voerendaal)
|
De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|