e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

Gevonden: 2119
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaien draaien: dręjǝ (Voerendaal) Het gewone draaien en werken van de molen. [N O, 13e] II-3
draaiend werk draaiwerk: drējwęrǝk (Voerendaal) Algemene benaming voor de draaiende onderdelen van zowel de wind- als de watermolen. [N O, 22; monogr.] II-3
draaihek barrier: barīr (Voerendaal), hek: hɛk (Voerendaal), vouwere: vǫu̯wǝrǝ (Voerendaal) Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.] I-8
drager van de doodskist drager: drager (Voerendaal, ... ) een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] III-2-2
drager van het baldakijn hemeldrager: heëmeldrager (Voerendaal) Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drager van het kerkvaandel vanendrager: vanedrager (Voerendaal) De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drenzen janken: janke (Voerendaal), jengelen: jengele (Voerendaal) op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] III-1-4
dresseren rekken: rękǝ (Voerendaal), uitdrijven: ūtdrīvǝ (Voerendaal) Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen v√≥√≥r het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a] II-7
dressoir dressoir: drèssoir (Voerendaal) Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] III-2-1
driehoek winkelhaak: weŋkǝlhǭk (Voerendaal) Een houten teken- en meetinstrument in de vorm van een uitgesneden driehoek met ofwel één hoek van 90o, één van 60o en één van 30o, ofwel één hoek van 90o en twee van 45o. Het is bij voorkeur gemaakt van een houtsoort die niet trekt of splintert (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 3. [N 59, 3a; N 59, 3c] II-7