18906 |
handig |
handig:
handig (Q112p Voerendaal)
|
goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28893 |
handnaaimachine |
handmachine:
hantmǝšīn (Q112p Voerendaal)
|
Naaimachine die men met één hand in beweging brengt. De informant van L 416 merkt op, dat men de machine aandraait door middel van een rad met een knop. De informant van Q 111* spreekt van een machine met zwengel. De informant van Q 88 vermeldt dat men de handnaaimachine niet meer gebruikt. [N 59, 17c]
II-7
|
17662 |
handpalm |
pan van de hand:
de pan van de hand (Q112p Voerendaal)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25609 |
handschieter |
broodjesschieter:
brȳtjǝsšētǝr (Q112p Voerendaal)
|
Dun plankje waarop de kadetjes of andere broodjes, met twintig tegelijk, de oven worden ingeschoven. Woordtypen als "lange schieter" en "grote zwouw" wijzen erop dat hiervoor ook wel de gewone ovenpaal wordt gebruikt. Vgl. dit lemma met dat van ''ovenpaal''. [N 29, 96b]
II-1
|
26078 |
handspaken |
speken:
špę̄kǝ (Q112p Voerendaal)
|
De staken of spijlen van de kruias. Zie ook afb. 21. [N O, 30f]
II-3
|
33040 |
handvat van de zicht |
handhaaf:
hantǝf (Q112p Voerendaal)
|
De steel van de zicht bestaat uit één stuk hout. Het bovenste deel ervan is scherp gebogen. Dit deel dient als handvat waarmee men de zicht hanteert. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk de lemma''s over de handvatten aan de steel van de zeis (3.2.4 - 3.2.7) in aflevering I.3. In de volgende plaatsen werd hetzelfde antwoord gegeven als voor "steel" (zie het lemma ''steel van de zicht'', 4.3.2): K 278, L 164, 288a, 296, 314, 320, 327, 330, 378, 381, 381b, 422, 426, 429, 431, P 175, Q 14, 15, 33, 71, 90, 93, 96, 99, 121, 197, 198b, 201, 207.' [N 18, 70b; JG 1a, 1b; A 14, 9; L 45, 9; monogr.]
I-4
|
32872 |
handvatten |
handhaven:
hantǝf (Q112p Voerendaal)
|
Beide handvatten van de steel van de zeis te zamen genomen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichtingen bij de lemma''s ''steel van de zeis'', ''bovenste handvat'' en ''onderste handvat''. De opgaven moeten worden gelezen als meervouden of collectiva. [N 18, 67 b en c add.; JG 2c; A 14, 5; L 45, 5]
I-3
|
19373 |
hangslot |
kluister:
kloe:ster (Q112p Voerendaal),
kloester (Q112p Voerendaal),
klōēster (Q112p Voerendaal)
|
Een slot dat aan b.v. een koffer of aan een deur gehangen wordt, met een draaibare beugel (kluister, hangslot, korna ) (=Fr. cadenas) [N 79 (1979)] || hangslot [N 07 (1961)]
III-2-1
|
18979 |
hansworst |
falderjan:
falderjan (Q112p Voerendaal)
|
iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25027 |
hard, luid |
helder:
heldər (Q112p Voerendaal)
|
hard (schreeuwen) [DC 38 (1964)]
III-4-4
|