19232 |
iemand iets op het hart drukken |
de wacht aanzeggen:
de wach aanzèkke (Q112p Voerendaal)
|
iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
pesten:
peste (Q112p Voerendaal)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
de wacht aanzeggen:
de wach aanzèkke (Q112p Voerendaal)
|
een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
prijzen:
priēze (Q112p Voerendaal)
|
iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18895 |
iemand weerstaan |
stand houden:
standhoute (Q112p Voerendaal)
|
het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19262 |
iemand zijn gang laten gaan |
laten gewhren (du.):
laote geweeëre (Q112p Voerendaal)
|
toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
ter lijk bidden:
ter līēk bea (Q112p Voerendaal)
|
buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18859 |
iets in acht nemen |
zorgen voor:
zurge vuër (Q112p Voerendaal)
|
zorg dragen voor, in acht nemen [waren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18862 |
iets opkroppen |
opkroppen:
opkroppe (Q112p Voerendaal)
|
zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17942 |
ijsberen |
ijsberen:
iesbaere (Q112p Voerendaal)
|
lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|