23435 |
koorbank |
koorbank:
kōērbank (Q112p Voerendaal)
|
Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
fieber (du.):
fi.bər (Q112p Voerendaal)
|
koorts [RND]
III-1-2
|
19856 |
kop |
kop:
kop (Q112p Voerendaal)
|
[N 76, 11; monogr.]
I-12
|
21411 |
kopen |
kopen:
k--pə (Q112p Voerendaal)
|
kopen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-3-1
|
20368 |
koppelen |
aaneenkoppelen:
aanein-koppele (Q112p Voerendaal),
koppelen:
koppele (Q112p Voerendaal)
|
koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19325 |
koppig |
koppig:
köppig (Q112p Voerendaal)
|
vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19326 |
koppig zijn |
bokken:
bokke (Q112p Voerendaal)
|
koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33929 |
kopriem |
frontriem:
frontrēm (Q112p Voerendaal)
|
Evenals bij de halster is er aan het hoofdstel een kopriem. Bij de halster ligt de kopriem achter de oren van het paard, waar hij bij het hoofdstel vóór de oren over het voorhoofd van het paard loopt. Bij enkele opgaven is het vaak niet uit te maken of het om de vorm kieuwriem of kiefriem gaat. Gekozen werd voor de vorm kief. [JG 1a; N 13, 25]
I-10
|
28978 |
kort stikken |
op het kantje stikken:
op ǝt kɛ̄ntjǝ štekǝ (Q112p Voerendaal)
|
Smal ten opzichte van de kant stikken. [N 59, 56]
II-7
|
18013 |
kortademig |
kort:
kot va oam (Q112p Voerendaal)
|
kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)]
III-1-2
|