24862 |
dolle kervel |
wilde kervel:
weljǝ kęrvǝl (P192p Voort)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.]
I-5
|
25120 |
donderen |
donderen:
doͅndərə (P192p Voort, ...
P192p Voort)
|
donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25121 |
donderwolk |
onweerswolk:
onweerswolk (P192p Voort)
|
donderwolk [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
donder:
doͅndər (P192p Voort, ...
P192p Voort)
|
donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
24138 |
dons, nestveren |
stoppels:
naast de vraag? doorgaans zijn dit de eerste opkomende veertjes, niet de haren.
stoppels (P192p Voort)
|
dons [ZND 35 (1941)]
III-4-1
|
20192 |
dood (zelfst.nw.) |
dood:
1a-m; 23, 21
dòt (P192p Voort)
|
dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20197 |
doodkist |
zerk:
znd 33, 38;
zerk (P192p Voort)
|
een doodkist [ZND 33 (1940)]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
zerk:
znd 33, 38;
zerk (P192p Voort)
|
Doodkist. [ZND 33 (1940)]
III-3-3
|
17787 |
doof |
doof:
do.əf (P192p Voort)
|
doof [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
17788 |
doofstom |
doofstom:
doofstom (P192p Voort)
|
Hij is doofstom [ZND 33 (1940)]
III-1-1
|