34312 |
fokzeug |
kurrenzoog:
kyrǝzou̯.x (P192p Voort)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
Hee zal fortuun maoke (P192p Voort)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
framboos:
frambous (P192p Voort)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
Vee hemme in Frankrijk gezeten (P192p Voort),
Vee z⁄n in Frankrijk gewes (P192p Voort)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
20586 |
fruit bewaren |
mouten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
moeite (P192p Voort),
mu‧jtə (P192p Voort)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
33529 |
fruit, ooft |
fruit:
frøjət (P192p Voort)
|
[ZND 01 (1922)]
I-7
|
19094 |
futloze jongen |
sul:
da is enne sul (P192p Voort)
|
Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21557 |
gadeslaan? |
ter harte nemen:
zake->ou
z⁄n zake goed ter harte neme (P192p Voort)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22733 |
gaffel |
vork:
o bijna eu
vörk (P192p Voort)
|
Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
21314 |
galgenaas |
bandiet:
bandiet (P192p Voort),
deugniet:
grooten deugniet (P192p Voort),
schurk:
[zo ne schurk?, rk]
sones schurk (P192p Voort)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|