e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voort

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gehemelte hemel: hiemel (Voort) het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)] III-1-1
gehucht gehucht: gəøjX (Voort) gehucht [ZND 01 (1922)] III-3-1
gehurkt zitten op de hukken zitten: op gaen hokə zitə (Voort) hurken [ZND 01 (1922)] III-1-2
geit geit: gei̯.t (Voort) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geitestal geitestal: gēǝtǝ[stal] (Voort) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
geknotte wilg tjonk: tjönk (Voort, ... ) knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)] III-4-3
gekruld haar krullen: krollen (Voort) hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld centen: ich bn mn centen kwijt (Voort), geld: djee mūt geld hebbe om te kùnne betale (Voort), hēͅ eͅs vāər zenə jas en mūər hør gelt, vāər z`n koi en vaər zeͅnən hont (Voort), mūər, beͅ wjēͅ mot iX gelt halə (Voort), Xelt (Voort) geld [ZND 44 (1946)] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] III-3-1
geloof geloof: gəlo:f (Voort) Geloof. [ZND 01 (1922)] III-3-3
geloven geloven: geleuven (Voort), gəløvə (Voort, ... ) Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)] III-3-3