20630 |
spek |
spek:
spɛk (P227p Vorsen, ...
P227p Vorsen)
|
spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
20165 |
spenen |
spenen:
spēǝnǝ (P227p Vorsen)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
17719 |
sperma |
zaad:
zaad (P227p Vorsen)
|
Sperma: het mannelijke zaad (zaad, natuur, sperma, wieks) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
26360 |
spie |
spie/spij:
spē̜(i̯) (P227p Vorsen)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
22401 |
spiertje trekken |
strootje trekken:
stroeike trèkke (P227p Vorsen)
|
loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18202 |
spijkerbroek |
jeans:
jeans (P227p Vorsen)
|
Spijkerbroek [spijkerbroek, -boks, jeansbroek, jeans] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18204 |
spijkerpak |
jeanskostuum:
jeanskostum (P227p Vorsen)
|
Spijkerpak [spijkerpak, jeanspak, spijkerkostuum, jeanskostuum] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
33133 |
spikken |
spikken:
spikǝ (P227p Vorsen)
|
Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
24379 |
spin |
spin:
spen (P227p Vorsen)
|
spin [RND]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
ronken:
roŋkə (P227p Vorsen),
spinnen:
spenǝ (P227p Vorsen)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] || spinnen [Goossens 1b (1960)]
II-7, III-2-1
|