| 21497 |
hartelijk |
goed:
ze hebe os goed ontvangen (Q183p Vreren)
|
Ze hebben ons gul (hartelijk, vriendelijk, enz) ontvangen. [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
| 21285 |
heer |
heer:
hi.ər (Q183p Vreren)
|
heer [RND]
III-3-1
|
| 19915 |
hemel |
hemel:
hi.məl (Q183p Vreren)
|
hemel [RND]
III-3-3
|
| 34145 |
herkauwen |
neringen:
nīreŋǝ (Q183p Vreren)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
| 19415 |
het vuur doven |
omtrekken:
umtrekke (Q183p Vreren)
|
de kachel dooven [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
| 18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
hû:t (Q183p Vreren)
|
hoed [RND]
III-1-3
|
| 33804 |
hoef |
hoorn:
gu̯ǫ.n (Q183p Vreren)
|
Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14]
I-9
|
| 23277 |
hoogmis |
hoogmis:
ho.mis (Q183p Vreren)
|
hoogmis [RND]
III-3-3
|
| 26374 |
hoogsel |
hoogsels:
høxsǝls (Q183p Vreren)
|
Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.]
I-13
|